Homeopathie
De gedachte en het idee van de homeopathie vinden wij reeds terug bij Hippocrates, de grondlegger van de tegenwoordige geneeskunde die leefde van 460 tot 370 v. Chr.
Hij maakte reeds een onderscheid tussen twee manieren van behandelen:
1) Het behandelen van de klacht, door middelen die tegengesteld werken.
2) Het behandelen van de ziektetoestand, door middelen die symptomen kunnen oproepen die op de ziekte lijken.
Deze tweede manier is de methode die in de homeopathie wordt toegepast en die samengevat wordt in de Similia-wet: "Het gelijke wordt met het gelijkende genezen". Oftewel: de symptomen van de natuurlijke ziekte waaraan de patiënt lijdt, moeten door het homeopatisch middel bij een gezonde mens opgewekt kunnen worden.
Bijna 2000 jaar later wordt het principe van de Similia-wet weer toegepast door Paracelsus (1493-1511). Hij ontdekte dat wanneer men ziekteverschijnselen waarneemt die overeenkomen met het beeld van een arsenicumvergiftiging, deze ziekteverschijnselen te genezen zijn met gepotentieërd (verdund en geschud) arsenicum. Het was echter de grote arts en geleerde dr.Christian Friedrich Samuel Hahnemann (1755-1843) die de homeopathie ontwikkelde zoals wij deze nu kennen. Hahnemann was arts, apotheker en een zeer ontwikkeld man die een zestal talen sprak.
In 1790 deed Hahneman de eerste geneesmiddelproef, hij nam de Kinabast in waarop hij de symptomen van Malaria ontwikkelde. De Kinabast is immers een natuurlijk middel ter genezing van Malaria.
Hierna volgden vele geneesmiddelenproeven die hij uitvoerde bij zichzelf en bij gezonde vrijwilligers. Alle symptomen werden hierbij zorgvuldig genoteerd en zo ontstond de eerste materia medica. In eerste instantie gaf Hahneman zijn medicamenten onverdund, hiermee kreeg hij heftige veschijnselen. Hierna verdunde hij de medicamenten, maar hierbij ging de werking verloren. Pas toen hij bij de verdunning ook het schudden toepaste kreeg hij goede resultaten, aldus ontstond het potentiëren.
Hahnemann heeft zijn hele lange leven geweid aan de homeopathie. In de loop van zijn leven vervolmaakte hij de Homeopathie, en hij legde dit vast in zijn Organon, dat voor het eerst verscheen in 1810 als: “Organon der rationellen Heilkunde”. Zijn Organon maakte een ontwikkeling door waarbij de zesde editie van het Organon de afsluiting vormde. Behalve het Organon schreef Hahneman “De chronische ziekten”. Deze twee boeken samen met de miasma leer vormen de basis van de homeopathie zoals Hahneman die uitoefende en onderwees.
De gedachte en het idee van de homeopathie vinden wij reeds terug bij Hippocrates, de grondlegger van de tegenwoordige geneeskunde die leefde van 460 tot 370 v. Chr.
Hij maakte reeds een onderscheid tussen twee manieren van behandelen:
1) Het behandelen van de klacht, door middelen die tegengesteld werken.
2) Het behandelen van de ziektetoestand, door middelen die symptomen kunnen oproepen die op de ziekte lijken.
Deze tweede manier is de methode die in de homeopathie wordt toegepast en die samengevat wordt in de Similia-wet: "Het gelijke wordt met het gelijkende genezen". Oftewel: de symptomen van de natuurlijke ziekte waaraan de patiënt lijdt, moeten door het homeopatisch middel bij een gezonde mens opgewekt kunnen worden.
Bijna 2000 jaar later wordt het principe van de Similia-wet weer toegepast door Paracelsus (1493-1511). Hij ontdekte dat wanneer men ziekteverschijnselen waarneemt die overeenkomen met het beeld van een arsenicumvergiftiging, deze ziekteverschijnselen te genezen zijn met gepotentieërd (verdund en geschud) arsenicum. Het was echter de grote arts en geleerde dr.Christian Friedrich Samuel Hahnemann (1755-1843) die de homeopathie ontwikkelde zoals wij deze nu kennen. Hahnemann was arts, apotheker en een zeer ontwikkeld man die een zestal talen sprak.
In 1790 deed Hahneman de eerste geneesmiddelproef, hij nam de Kinabast in waarop hij de symptomen van Malaria ontwikkelde. De Kinabast is immers een natuurlijk middel ter genezing van Malaria.
Hierna volgden vele geneesmiddelenproeven die hij uitvoerde bij zichzelf en bij gezonde vrijwilligers. Alle symptomen werden hierbij zorgvuldig genoteerd en zo ontstond de eerste materia medica. In eerste instantie gaf Hahneman zijn medicamenten onverdund, hiermee kreeg hij heftige veschijnselen. Hierna verdunde hij de medicamenten, maar hierbij ging de werking verloren. Pas toen hij bij de verdunning ook het schudden toepaste kreeg hij goede resultaten, aldus ontstond het potentiëren.
Hahnemann heeft zijn hele lange leven geweid aan de homeopathie. In de loop van zijn leven vervolmaakte hij de Homeopathie, en hij legde dit vast in zijn Organon, dat voor het eerst verscheen in 1810 als: “Organon der rationellen Heilkunde”. Zijn Organon maakte een ontwikkeling door waarbij de zesde editie van het Organon de afsluiting vormde. Behalve het Organon schreef Hahneman “De chronische ziekten”. Deze twee boeken samen met de miasma leer vormen de basis van de homeopathie zoals Hahneman die uitoefende en onderwees.